"Nadat ik een lading op het containerpark had achtergelaten, kreeg ik wroeging"
Michaël De Vulder legt uit hoe hij aan de foto’s komt. “Mijn grootvader, Henri Hauwelaert, was fotograaf vanaf de jaren 1920 tot zijn plotse dood in 1951. Hij leerde het vak ondanks de vaak gehoorde kritiek van zijn vader: “Op e joor es giël Oilsjt getrokken!”. Zijn moeder steunde hem gelukkig wel en ging in de fabriek werken om zijn materiaal te bekostigen.
Na Henri’s dood nam zijn dochter Annie – van moetens – zijn winkel in de Sint-Vincentiusstraat over tot de euro zijn intrede deed. Toen zij in 2022 op 92-jarige leeftijd stierf, bleef een huis vol glasnegatieven achter, waar ik echt geen weg mee wist. Naar het containerpark, was mijn eerste idee. Maar nadat ik daar een eerste lading had achtergelaten, kreeg ik wroeging: wat als deze negatieven toch een historische waarde hadden? Ik heb toen naar mijn plan B gebeld: mijn vroegere leerkracht Jan Louies. “Hij kan ook niks wegsmijten”, dacht ik. Bij hem is de erfenis van mijn grootvader in goede handen. De foto’s waar mijn grootvader of zijn gezin zelf op staan, blijven wel in de familie. En dat zijn er heel wat trouwens, want Henri probeerde nieuwe technieken en attributen steevast uit met zijn vrouw en kinderen als model.”
Jan: “Toen ik de volle zolder zag, dacht ik: “Dit krijg ik nooit in mijn eentje doorploeterd.” (lacht) Gelukkig waren mijn twee kompanen van Forum Aalst Historiek even enthousiast als ik. We hadden ons voorgenomen om kritisch te bekijken welke beelden echt erfgoedwaarde hadden, want 15 000 foto’s betekenen veel werk en veel ruimtebeslag. Na enkele minuten waren we het er al over eens dat we toch alles gingen houden.”
Dirk: “We moesten de beelden toch allemaal bekijken, dus we konden ze in een moeite door beter meteen digitaliseren. Dat was mijn taak. In eerste instantie moesten alle glasplaten worden verhuisd. Geen sinecure! Mijn autokoffer zat zodanig vol dat hij op mijn as hing en we zagen pikzwart van al het stof en het vuil. (lacht) Daarna fotografeerde ik de glasplaten stuk voor stuk en zette ze om van negatief naar positief. Ik ben er nogal hevig ingevlogen, want mijn vrouw moest me komen halen toen het bedtijd was. Voor de goede vrede thuis, beperkte ik me daarna tot een honderdtal foto’s per dag, een hele winter lang."
David: “Jan en ik keken uit naar de foto’s die Dirk dagelijks doorstuurde. En toen startte ons determinatiewerk: nagaan wie of wat er op de foto stond en waar of wanneer de foto was genomen. Dat is echt speurwerk geweest in het archief, in kranten en in het straatbeeld: een stukje vensterbank dat we herkenden, een reflectie van een huisnummer in een raam…”
"Sommige foto's bezorgen ons ook kippenvel"
Dirk: “Uiteindelijk bleek de collectie verschillende soorten foto’s te bevatten. Er was heel veel studiowerk bij: trouw- en communiefoto’s, reclamebeelden of foto’s van Canadese en Engelse soldaten – al dan niet met hun kersvers Aalsters lief. Maar Henri bracht ook evenementen in beeld en werkte in opdracht van een krant. Sommige foto’s bezorgden ons ook kippenvel: mensen op hun sterfbed, of pas overleden kindjes…”
Jan: “En dan waren er natuurlijk ook de stadszichten die Henri fotografeerde, in opdracht of uit eigen interesse. En 90% van die foto’s bleken in Mijlbeek te zijn genomen.”
David: “Met als resultaat dat we onze jaarlijkse publicatie besloten te maken over Mijlbeek, met de foto’s van Henri Hauwelaert als gids. We brengen met Forum Aalst Historiek telkens een boekje uit en daaraan koppelden we ook een wandeling. Wie de wandeling miste, kan op 17 november naar onze lezing komen.”
“Concurrerende meiboomverenigingen De Haan en De Zwaan"
“De foto van het bestuur van Willen Is Kunnen is mijn favoriet. In 1891 kocht brouwer Frans Van de Maele de oude meiboom van een opgedoekte meiboomvereniging uit de Botermelkstraat. Een jaar later werd maatschappij De Nieuwe Meiboom, beter gekend als De Haan, opgericht. Het plaatsen van de meiboom ging gepaard met een kermis en een bloemenstoet.
Het succes van die maatschappij zorgde voor afgunst bij de bewoners van de Hovenierstraat, Molendries, Varkensmarkt en Hoge Vesten. Ze richtten, gesponsord door brouwerij De Zwaan, Meiboommaatschappij De Zwaan op. Die vereniging verdween kort nadien, tot groot jolijt van de tegenstrevers De Haan. Ze maakten er zelfs een spotlied over. Dat viel dan weer niet in goede aarde bij de bewoners van de Hovenierstraat en de Molendries. Hun antwoord in 1893: een nieuwe, onafhankelijke, meiboommaatschappij Willen is Kunnen. Tijdens beide wereldoorlogen werd de meiboom vernield door Duitse beschietingen, maar Willen is Kunnen ging door tot 1962.”
“Drieling geboren in de barakken”
“De fotoreeks met een pasgeboren drieling greep me aan. Na WO I werden in de Rapenstaat een twintigtal houten noodwoningen gebouwd. Op 24 februari 1928 werd in barak nummer 7, in het gezin van de werkloos geworden spoorwegarbeider Philemon Verpeten, een drieling geboren.
Zijn echtgenote, Prudentia De Neef, zette drie meisjes op de wereld: Emilia, Melania en Amelia. Henri Hauwelaert maakte foto’s van de drie baby’s, hun vader, meters, peters en de drie achterworessen (vroedvrouwen). Kranten verdrongen elkaar om als eerste het heuglijke nieuws te brengen, burgemeester Moyersoen wam op bezoek en er kwamen geldinzamelacties voor het arme gezin. De vreugde en de roem waren van korte duur: een enkel regeltje op een binnenblad van de kranten berichtte in de loop van de volgende maanden telkens over het overlijden van de drie baby’s.”
“Familie ontdekt dankzij een foto”
“Ik heb een speciale band met de foto van koetsier Victor Van den Bergh. Toen iemand zich inschreef voor onze wandeling, vroeg die terloops wat ik wist over hem. Na wat zoeken kwam ik erachter dat hij een halfbroer was van mijn grootoom. Ik ontdekte dus een hele nieuwe kant van mijn familie.
Deze voerman uit de Sint-Vincentiusstraat was de zoon van een schaapsherder - wat hem de bijnaam Scheiper opleverde - en was getrouwd met Virginie De Schrijver. Hij baatte tegelijk ook een herberg uit. In 1938 moest hij door ziekte zijn voermansgereedschap verkopen, waaronder twee paarden en vier koetsen. Negen jaar later komt ook zijn huis te koop, maar hij blijft er wel wonen tot zijn dood in 1951.”