Nog geen wielermagazines of gespecialiseerde pers te zien voor Gil, maar lang kan dat niet meer duren. Zeg dat CHIPKA het gezegd heeft. 2023 is een boerenjaar voor Gil. Vorig seizoen al kon hij een profcontract tekenen bij zijn team Pauwels Sauzen – Bingoal, maar die boot hield hij af. Gil koos voor een jaartje extra ervaring bij de beloften en nog wel bij het grote Soudal – Quick Step. Voor ons legt hij zijn schoolboeken even aan de kant -examens, ook dat nog- maar de jonge renner blijft er rustig bij. Heel bescheiden, niet het ene woord boven het ander.
Je bent pas terug van hoogtestage in de Dolomieten als voorbereiding voor de ‘Babygiro’, zoals de Ronde van Italië ietwat oneerbiedig wordt genoemd. Heb je nog tijd voor school?
Gil: “Ja, het valt te combineren. Ik zit in mijn derde jaar handelswetenschappen in de Campus Brussel van de KU Leuven. De tweede semester is wat moeilijker, binnenkort komt de Babygiro eraan en vorig jaar reed ik in deze periode de Tour d l’Avenir. Dan wordt het schuiven met de examens. Ik heb een topsportstatuut, de school houdt er wel rekening mee, maar de examens volgen toch meestal heel kort nadien. Toch ga ik zeker proberen eerst mijn diploma te halen.”
En tussendoor zit je op de fiets? Op de Meldertse kasseien?
Gil: “(lacht) Neen, niet in het bijzonder. Maar meestal train ik wel in de buurt, zo’n 16 uur per week. Vaak is dat op de piste in Affligem. Daar is het veiliger trainen dan in het verkeer.”
In Italië won je vorig jaar een rit. Hoe was dat?
Gil: “Het was een zeer zware Ronde van Italië, met onder andere een rit over de Stelvio en één over de Mortirolo. Die steile, lange cols zijn niet echt mijn ding. Ik had het lastig, had ook pech met lekke banden, maar ik zette toch door op karakter. En toen kwam die vijfde etappe, de dag na de rustdag. We startten de rit met een klim van 10 kilometer aan 7%, echt heel lastig. In de vallei pakten we de koplopers terug en toen volgden er nog 3 plaatselijke ronden met een klimmetje van 4%. In de laatste ronde bleven we nog met 5 op kop en afwisselend vielen we aan. Slopend was dat. Uiteindelijk won ik de sprint van de ‘stervende zwanen’.”
Van waar die liefde voor de koers bij jou? Zit het in de familie?
Gil: “Neen, niet echt. Ik begon puur recreatief te fietsen, met mijn papa. Maar toen ik een fietsenwinkel zag, wilde ik per se een koersfiets. Als aspirant, op mijn elfde, begon ik te koersen. Ik tenniste toen ook, gaandeweg moest ik een keuze maken. Het werd dus wielrennen. Bij de jeugd koerste ik eigenlijk nog niet zo goed, maar jaar na jaar liep het beter. Mijn sterkte ligt in de heuvelkoersen, maar gezien mijn resultaten van dit jaar, liggen de klassiekers me ook wel.”
Winst in Gent-Wevelgem en tweede in Roubaix. Dat zijn inderdaad fraaie resultaten.
Gil: “Vooral Gent-Wevelgem was heel mooi. Het was ijskoud, het regende. We moesten twee keer over de Kemmelberg. Na de eerste keer geraakten we met een man of 7 weg. Daar waren enkele snelle jongens bij, die moest ik kwijtraken. En opnieuw begon iedereen om beurten aan te vallen, tot we allemaal ‘choco’ zaten. En toen zag ik mijn kans, op 1,5 km van de streep ging ik en ik won.”
In Roubaix tekende je dan weer voor een echte remonte.
Gil: “Ja, zo’n kasseirit is best wel risicovol. Als je met een grote groep naar zo’n kasseistrook rijdt, wordt er heel nerveus gekoerst, iedereen wil vooraan zitten. Er kwam een groep ten val en ik zat er middenin. Gelukkig viel ik relatief zacht in het gras. Ik moest van heel ver terugkomen, maar mijn ploegleider, Kevin Hulsmans, prentte me in om altijd te blijven rijden. Als oud-ploegmaat van Tom Boonen kan hij het weten. Ik volgde zijn raad op en kwam terug tot bij de kopgroep. Één renner ontsnapte en ik zette op vijf km van de finish alleen de achtervolging in. Ik eindigde tweede op de wielerpiste van Roubaix, een mooie ervaring.”
Ik hoop op een selectie voor het WK en de Tour l'Avenir
Je had het net al over valpartijen. De angst van elke renner, laat staan van elke ouder.
Ann (mama van Gil): “Je telefoon mag niet gaan he! We hebben een Whatsappgroepje met enkele ouders, daarin houden we mekaar op de hoogte. Maar twee jaar geleden kwam er toch zo’n telefoontje, uit Frankrijk. Gilles had toen veel schaafwonden, gelukkig bleef het daarbij.”
Gil: “Als junior brak ik mijn sleutelbeen, maar dat was het zowat. Ik neem geen onnodige risico’s. Een afdaling van een col is minder gevaarlijk dan bijvoorbeeld het gewring in zo’n kasseienrit. Dat eerste heb je min of meer zelf in de hand, dat tweede niet.”
Heb je het moeilijk bij de levensstijl die bij de koers hoort? Een aangepast dieet?
Gil: “Nee. Dat kost me weinig moeite. Voor de wedstrijd eet ik rijst met honing. Of koolhydraten. Een ijsje is zelfs niet slecht voor een wedstrijd. En veel water en sportdrank.”
Ann: “Gil is nooit een snoeper geweest. En frietjes of zo, het zegt hem allemaal weinig. (naar Gil) Een pint heb je nog nooit gedronken he? Een glaasje rode wijn misschien…”
Gil: Ja… heel af en toe. En dat is dan nog niet eens zo slecht.”
Heb je nog een grote droom, of streef je het palmares na van een jeugdidool?
Gil: “Eigenlijk niet. Ik probeer gewoon altijd te winnen. Met die ingesteldheid start ik. Ik hoop wel op een selectie voor het WK, of voor de Tour de l’Avenir, zoals vorig jaar. Die mocht ik rijden met de nationale ploeg, tussen grote talenten als Cyan Uijtdebroeks, Alec Segaert, Lennert Van Eetvelt en Thibau Nys. Ook Arnaud De Lie is een leeftijdsgenoot en is ondertussen prof. Volgend jaar is het hopelijk ook aan mij.”