Zijn eerste tv-stappen zette hij bij ‘De Ideale Wereld’, tijdens corona maakte hij ‘De anderhalve meter show’ en ‘De Container Cup’, en nu verschijnt de naam van Jelle Gordyn al enkele weken in de begingeneriek van ‘Nonkels’ op Play4. “Als regisseur ben je als eindverantwoordelijke betrokken bij het hele proces, van scenario tot montage. Vroeger, toen ik studeerde, dacht ik dat een regisseur het alwetende instituut was. Maar bij ‘Nonkels’ kon de cast (met onder meer Rik Verheye, Jelle De Beule en Wim Willaert, red.) me vaak zo verrassen met hun eigen interpretaties. Als regisseur moet je dan vooral knopen doorhakken. Tot in het banale, zoals: hoeveel sandwichen zijn er nodig voor deze eetscène?”
Humor is een constante binnen je tv-werk. Heeft dat iets met je Aalsterse roots te maken?
“De stad heeft alleszins iets fascinerends. Toen ik als tiener op het Sint-Jozefscollege iets uitstak met een mop, merkte ik een zeker respect bij de leerkrachten. Zoiets van: ‘Goed gevonden, zie hier: een lichte straf.’ De grootste Aalst-ambassadeur zou ik me niet noemen, maar op de set merk ik wel een verbondenheid als ik Denderklanken herken. Dan volstaat ‘Gij zijt ook van ons kanten zeker?’ en je hebt al meteen twee vrienden. Ik denk dat we chauvinistisch en met fierheid durven te kakken op onze stad, zolang een niet-Aalstenaar het maar niet doet.”
Is er een verschil tussen het eerste en tweede seizoen?
“De opbouw is volledig anders, al weet ik niet of dat voor de kijker duidelijk is. Seizoen 1 was heel episodisch opgebouwd, als een soort sitcom met één rode draad: mag asielzoeker Innocent blijven? In seizoen 2 hebben we het verhaal opengetrokken, met meer spanningsbogen. Willy krijgt concurrentie en dat komt niet goed. Luc krijgt vrijheid en dat komt niet goed. En het huwelijk van Pol en Innocent… komt ook niet goed. We diepen de personages meer uit, waardoor je zelfs door nonkel Willy ontroerd kunt geraken.”
Heb je zelf een favoriet personage?
“Da’s een moeilijke. Pol vind ik zeer aimabel, maar er is eigenlijk geen enkel personage waarin ik mij herken. Behalve Anke misschien, die denkt van: ‘Wat is me dat hier?’”
‘Nonkels’ speelt zich af in West-Vlaanderen. Zouden de scènes ook in Aalst kunnen plaatsvinden?
“Dat denk ik zeker. Het is Vlaams, volks en dat past overal. De nonkels hadden dus ook perfect in Moorsel kunnen wonen. Ik weet nog goed hoe de eerste nachtwinkel opende op het dorp toen ik kind was. Twintig jaar geleden was dat een ding, hé. En wat de taal betreft: net als het West-Vlaams heeft het Aalsters
mooie ritmes. Ik liep eens op de Grote Markt en ik hoorde de zin: ‘Ik gon agaa ver a achter een broeike in de Panos a’aa.’ Ik vond dat zo goed dat ik het opgeschreven heb. (lacht)”
“Aalst heeft iets filmisch. Ik hoop hier ooit nog te draaien”
Zijn er dan personages gebaseerd op mensen uit jouw omgeving?
“Deze vraag ga ik diplomatisch laten passeren. Of toch dit: de scène waarin hond Kurt aan de tenen van tante Carine likt, is gebaseerd op een tante die
haar eelt liet afknabbelen door de hond van mijn oma. De personages uit ‘Nonkels’ bestaan niet echt, ze zijn vooral een optelsom van kleine kantjes
van heel veel mensen. Ook van mezelf. Ik zal eerder een Luc-figuur zijn die conflicten gaat vermijden. Maar schrijf nu niet op dat ik een Luc zie in mezelf,
hé. (lacht)”
In het eerste seizoen werd het Atheneum ingezet als decor voor een ministerie.
“Dat was een goed verhaal. De filmaanvraag was heel last minute ingediend en we wisten eigenlijk pas de draaidag zelf of alles oké was. Heel veel figuranten hadden daarom afgebeld, waardoor onze producer nog mensen is gaan ronselen in plaatselijke cafés. Ik draai graag in Aalst. Hier is nog veel goodwill voor filmploegen. Aalst heeft ook echt iets filmisch en ik hoop hier ooit nog iets te draaien. Misschien waag ik me zelfs aan een reeks over carnaval… Al is dat haast onmogelijk in een serie te vatten.”