De wel heel smalle straat waar Jan woont, is een baken van rust. En dan nog ligt het charmante huis ietwat verscholen achter een haag. Bij zo’n huis hoort een deurbel met een trekkoord, we horen ze klingelen achter de voordeur. Jan verontschuldigt zich, wanneer hij in het deurgat verschijnt, naast
zijn vrouw Lieve. “Ik was onze afspraak vergeten. Nu moet ik mijn haar nog fatsoeneren.”
Krop in de keel
In het warme huis ben je omgeven door alles wat een mens nodig heeft: lectuur en muziek. Jan wijst naar de houten raamlijst. “Geplaatst door Willem Vermandere, de deur ernaast ook.
Ik verliet Aalst in 1967, toen ik met Lieve trouwde. Eerst woonden we 13 jaar in Lede, dan hier. Ik ben geboren in de Vooruitzichtstraat. Toen nog gekend als ‘het houten dorp’, vanwege de houten barakken die er toen stonden, in de jaren ’50. Het was een heel prettige buurt om te wonen. Op 15 minuten stond ik op de Grote Markt en op een Halve minuut stond ik in een weide. Daar hield de stad toen op. Dat was ons speelgebied. Als ik terug door mijn oude buurt wandel, krijg ik een krop in de keel.”
Ik ben geboren in de Vooruitzichtstraat, toen nog het 'houten dorp' genoemd vanwege de houten barakken
“Ik kom wel nog graag in Aalst, naar cultuurcentrum De Werf bijvoorbeeld. Maar de rit ernaartoe is niet van harte. Doolhofgewijs word je met de auto uit Aalst geweerd. Maar ik ben best blij met de erkenning voor De Eerste Sneeuw. Ook al sta ik niet zo graag in het middelpunt van de belangstelling. De tekst is geschreven door Lieven
Tavernier. Lieven smeekte me om zijn ‘evergreens’ op plaat op te nemen. En als ik het niet deed, zou hij het aan Raymond van het Groenewoud vragen. De cd kwam uit in de winter, er lag toen net drie weken lang een pak sneeuw. Het nummer werd ‘wit’ gedraaid op de radio. Later was er nogal wat te doen om de muzikale gelijkenis met Sultans of Swing van Dire Straits. De nummers hebben krek dezelfde akkoorden. Had ik zelf gestemd, dan koos ik niet voor De Eerste Sneeuw, maar voor ‘De Verdwenen Karavaan’. Een liedje over verdwenen vrienden.”
Verrukkelijke onhandigheid
“Op vlak van muziek ben ik een autodidact, maar ik heb altijd goed kunnen zingen. Als kind zong ik bij het koor van Michel Van Lierde, de voorloper van Cantate Domino in het Sint-Maarteninstituut. Het was journalist Johan Anthierens die me veel later dankzij een heel lovende recensie in De Standaard onder de aandacht bracht. ‘Verrukkelijke onhandigheid siert Jan De Wilde’, stond er. Ik was werkloos op dat moment, afgestudeerd aan Sint-Lucas. Lieve werkte als lerares. Mijn moeder heeft dat artikel nog kunnen lezen, kort daarna is ze gestorven. Urbanus kwam eind de jaren ’60 regelmatig naar me luisteren. Hij liet zich door mij inspireren om zelf te zingen. Niet andersom, zoals
wel eens werd beweerd. Ja, dat stoorde me soms.
Ook fysiek leken we op mekaar. Stonden er dan van die giecheltrutten naar me te wijzen. Kijk, Urbanus. (lachje) Maar ik vond Urbanus briljant. Ik ben blij met de belangstelling voor hem.”
“Ik word volgend jaar 80. Ik treed niet zoveel meer op, tijdens corona lag het twee jaar stil en de schouwburgen klagen. Er wordt veel geannuleerd. Maar ik geniet wel hoe langer hoe meer van het optreden. Deze zomer treed ik nog eens op in Dranouter, samen met een Ieperse harmonie. Daar kijk ik naar uit. Ik heb nu een uitstekende klankman. Dat was ooit anders en dat is ook het enige wat ik me beklaag. Twee klankmannen hebben elk 15 jaar dienst gedaan. Op den duur was dat familie, je durft daar niet meer tegen ingaan. Maar mijn klank zat lange tijd niet juist. Als de blazers en strijkers speelden, hoorde ik mezelf niet. Een kakofonie was het.”
Doof linkeroor
“Nu komt daar het ongemak bij dat ik doof ben in mijn linkeroor. Het is mogelijk een virus. Als ik gewoon optreed gaat het, maar recent trad ik op in Leuven, met Lenny en de Wespen. De drummer zette zó luid in, ik was op slag potdoof. Pas toen zanger Lenny het refrein meezong, ondervond ik dat mijn stem niet juist zat. Maar soms zing ik ook bewust wat ‘valsig’. Dat heeft iets. Vandaag kun je alles doen met de computer, om juist te klinken. Maar dat is toch gewoon saai? Een beetje valsheid maakt het boeiend.”